Jan Vanhoof Posts

Een dashboard voor centrale toetsen: Van wetenschap naar design

(Tekst – Roos Van Gasse, Evelyn Goffin en Jan Vanhoof)

 

Vanaf 2024 worden centrale toetsen uitgerold in Vlaanderen. Deze toetsen moeten scholen informeren over het bereiken van eindtermen in de leergebieden Nederlands en wiskunde. Onderzoekers van AP Hogeschool en Universiteit Antwerpen sloegen de handen in elkaar om wetenschappelijke inzichten te vertalen naar een gebruiksvriendelijk dashboard voor schoolleiders en leraren. De scholen die deelnamen aan het kalibratie-onderzoek zien daarvan als eerste het resultaat. Spannend!

Aan de slag met schoolfeedback uit centrale toetsen. Op weg doorheen terminologie en aanpak

(Tekst – Roos Van Gasse en Jan Vanhoof)

Vanaf schooljaar 2023-2024 beoogt de Vlaamse Regering om alle scholen in Vlaanderen over resultaatsaspecten van hun onderwijskwaliteit te informeren door middel van centrale toetsen. De sleutel tot kwaliteitsverhoging ligt daarbij niet zozeer bij de centrale toetsen an sich, maar wel in wat en hoe scholen zullen kunnen leren uit de schoolfeedback. De afgelopen decennia is veel onderzoek verricht naar hoe het gebruik van zulke prestatie-informatie een stimulans kan zijn voor schoolontwikkeling. Op basis daarvan schetsen we welke processen in schoolfeedbackgebruik cruciaal zijn om tot schoolontwikkeling te komen. En welke plaats schoolfeedbackgebruik kan hebben in het ruimere kader van kwaliteitszorg in scholen.

Kwaliteitsmonitoring in het Vlaamse onderwijs. Onderzoek naar het samenspel van het OK-kader, de doorlichting en gestandaardiseerde toetsen

(Tekst: Jan Vanhoof)

Aanleiding voor dit onderzoek was de vernieuwde doorlichtingsaanpak ‘Inspectie 2.0’ en de introductie van het Referentiekader voor Onderwijskwaliteit (OK-kader). Over de ervaringen van het werkveld met de nieuwe manier van doorlichten en de effecten die Inspectie 2.0 met zich meebrengt was tot voor kort weinig geweten. Daarnaast was ook de mate waarin het onderwijsveld vertrouwd is met het OK-kader en welke impact de invoering van dit kader gehad heeft op het beleid van scholen tot dusver niet de focus geweest van systematisch onderzoek.

Naast doorlichtingen volgens de principes van Inspectie 2.0, doet de Vlaamse overheid ook beroep op verschillende andere bronnen van externe kwaliteitszorg om de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs te monitoren, namelijk peilingsonderzoek en internationaal vergelijkend onderzoek. Elk van deze bronnen van externe kwaliteitszorg biedt specifieke informatie over de Vlaamse onderwijskwaliteit, toch blijken de resultaten en bijhorende conclusies van de verschillende bronnen niet altijd in eenzelfde lijn te liggen. Daarom gingen wij op zoek naar antwoorden op de vragen of en hoe (1) de doorlichting en het OK-kader en (2) de verschillende bronnen van kwaliteitszorg (kunnen) functioneren als hefbomen voor onderwijskwaliteit.

Wie interesse heeft in de aanpak en bevindingen van het onderzoek verwijzen we graag naar de beleidssamenvatting van het onderzoek. De achterliggende (deel)rapporten kan u hier vinden.

Hieronder presenteren wij de beleidsaanbevelingen bij het onderzoek.

Goede leerlingevaluatie vergt drie perspectieven. En (zeer) soms kan vergelijken met het klasgemiddelde er daar ééntje van zijn.

Goede leerlingevaluatie vergt drie perspectieven. En (zeer) soms kan vergelijken met het klasgemiddelde er daar ééntje van zijn.

(Tekst – Jan Vanhoof)

  • Mag je als leraar of ouder tevreden zijn wanneer een leerling de standaard behaalt, geen vooruitgang boekt maar beter scoort dan andere leerlingen?
  • Mag je als leraar of ouder tevreden zijn wanneer een leerling de standaard niet behaalt, vooruitgang boekt en toch beter scoort dan andere leerlingen?
  • Mag je als leraar of ouder tevreden zijn wanneer een leerling de standaard behaalt, vooruitgang boekt maar ondertussen minder goed scoort dan andere gelijkaardige leerlingen?

Deze vragen brengen ons naar de kern van evaluatie. Ze stellen scherp op de basis waarop we oordelen en op hoe er over leerlingprestaties gecommuniceerd zal worden.

Drie verschillende strategieën kunnen in het beoordelen van leerlingprestaties onderscheiden worden: relatieve scoring, criteriumgerichte scoring en leerlinggerichte scoring. Deze zijn elk op zich waardevol en nodig. Geen enkele benadering kan echter op zich staan. Een volwaardige (communicatie over) beoordeling van leerlingprestaties probeert de drie perspectieven binnen te brengen. Met accenten die afgestemd zijn op het leertraject van de leerling die geëvalueerd wordt.

Het AI-gebruik van Vlaamse onderwijsonderzoekers: Resultaten van een flash inquiry

Het AI-gebruik van Vlaamse onderwijsonderzoekers: Resultaten van een flash inquiry

(Tekst: Joris Van Elsen)

De snelle opmars van Artificiële Intelligentie (AI) laat het onderwijskundig onderzoek niet onberoerd. Deze paper brengt verslag van een ‘flash inquiry’ die werd uitgevoerd tijdens de PhD Masterclass 2023 over methodologische uitdagingen binnen onderwijskundig onderzoek in Antwerpen. Aan de 31 aanwezigens werd gevraagd een digitale survey in te vullen over hun gebruik van AI-toepassingen voor wetenschappelijke doeleinden. Uit de resultaten blijkt dat meer dan de helft van de onderzoekers ten minste occasioneel AI gebruikt voor hun onderzoek. Naast het meest bekende ChatGPT worden tal van andere toepassingen gebruikt voor het schrijven, verbeteren en vertalen van teksten, het zoeken van bronnen, het genereren en aftoetsen van ideeën en het creëren van afbeeldingen voor wetenschappelijke posters.

Aandacht voor betekenisgeving: omdat data niet vanzelf-sprekend zijn

(Tekst: Evelyn Goffin en Jan Vanhoof)

Outputgegevens zoals schoolfeedbackrapporten en resultaten op gestandaardiseerde toetsen brengen een externe blik binnen in de school en geven aanwijzingen over dingen die goed of minder goed gaan. Op papier zijn ze dus een krachtig hulpmiddel om schoolbeleid en klaspraktijk te informeren. Hoewel ze robuuste cijfers bevatten, vaak ook met een vergelijkend perspectief en informatie op systeemniveau, bieden ze echter zelden een hapklare conclusie of een lijstje met sterktes en werkpunten.

In een schoolontwikkelingslogica gaan we er nogal snel vanuit dat de beschikbaarheid van “goede data” haast vanzelf tot schoolverbetering leidt. Je ontvangt een rapport met goed onderbouwde informatie, je analyseert de cijfers, beslist wat moet veranderen of verankerd worden, en klaar. Zo eenvoudig klinkt het vaak. Dat het in de realiteit zo rechtlijnig niet is, ervaren we echter vanuit verschillende hoeken. Omdat we als leraar, schoolleider, of pedagogisch begeleider zélf ondervinden dat informatiegebruik geen evidente oefening is. Omdat we als toetsaanbieder of beleidsmaker vaststellen dat data niet aangewend worden zoals we zouden verwachten of vooropstellen. Of omdat we als onderwijsonderzoeker constateren dat informatiegebruik een levend, dynamisch gegeven is dat niet altijd strakke theoretisch modellen volgt.

 

Om data doorgronden en op basis daarvan tot passende beslissingen te komen, moet je je als onderwijsprofessional heel wat dingen afvragen: Wat betekenen de cijfers die ik voor me heb voor mijn leerlingen, mijn eigen klas, mijn school? (Hoe) gaan wij hier verder mee aan de slag? Moeten wij hier verder mee aan de slag? Dat is een interessante en belangrijke oefening, maar ook een complex proces: data zijn zelden vanzelf-sprekend.

Zelfevaluatie als motor van schoolontwikkeling. Succesfactoren en valkuilen bij het vormgeven aan zelfevaluaties.

Zelfevaluatie als motor van schoolontwikkeling. Succesfactoren en valkuilen bij het vormgeven aan zelfevaluaties.

(Tekst: Jan Vanhoof en Peter Van Petegem)

Schoolzelfevaluatie is ‘in’ – geen schoolleider of beleidsmaker die er de mond niet van vol heeft. Dat komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Van scholen wordt immers (steeds meer) verwacht dat ze mee verantwoordelijkheid dragen voor het ontwikkelen en garanderen van onderwijskwaliteit. Ze moeten aan kwaliteitszorg en zelfevaluatie doen. Dat houdt in dat zij zicht moeten krijgen op hun huidige functioneren (sterktes en zwaktes) als vertrekpunt voor een plan of visie voor de toekomst. Ondanks de vaststelling dat velen het bestaan van zelfevaluaties toejuichen, blijkt het voor scholen toch niet eenvoudig om aan de verwachtingen inzake zelfevaluatie te voldoen. Het succesvol uitvoeren van zelfevaluaties is dan ook niet vanzelfsprekend. Een zelfevaluatie is om die reden geen activiteit die ondoordacht aangepakt mag worden. Lezers bewust maken van de complexiteit die zelfevaluatieprocessen kenmerkt, is dan ook een belangrijk streven van dit boek.

Academisch optimisme: de gecombineerde kracht van doelmatigheidsbeleving, vertrouwen en gerichtheid op leren

(Tekst: Ruud Lelieur, Noel Clycq en Jan Vanhoof)

 

Werken aan leerprestaties voor álle leerlingen 

De vraag wat een school kan doen om leerlingprestaties te bevorderen is in Vlaanderen prominent aanwezig, zeker gezien de dalende resultaten in zowel Vlaamse als internationale onderzoeken die peilen naar leerprestaties van leerlingen. Die internationaal vergelijkende studies tonen ook aan dat onderwijsongelijkheid in Vlaanderen groot is. Achtergrondkenmerken van leerlingen – zoals sociaaleconomische status, opleidingsniveau van de moeder en thuistaal – voorspellen de prestaties van deze leerlingen beter dan de meeste schoolvariabelen. Die verschillen tussen kansarme en kansrijke kinderen bestaan wereldwijd, maar zijn in weinig landen zo uitgesproken als hier. En daarom is de vraag hoe we tegelijkertijd die prestaties én gelijke kansen kunnen verbeteren erg belangrijk.  

In een poging een antwoord te formuleren op de vraag naar schoolkenmerken die een verschil kunnen maken, introduceerden Hoy en collega’s het concept van academisch optimisme (Hoy, Tarter, & Woolfolk Hoy, 2006a). Kortweg gaat academisch optimisme over de positieve houding van scholen en hun leerkrachten ten aanzien van leerlingen, ouders en zichzelf. Ondanks de nadruk op ‘academisch’ heeft dit concept betrekking op alle leerlingen in alle onderwijsvormen. Academisch optimisme is het samenspel van drie schoolkenmerken die sterk samenhangen en elkaar beïnvloeden: (1) overtuigingen van doelmatigheid (het geloof dat je als leerkracht een positieve impact op je leerlingen kan hebben), (2) vertrouwen van leerkrachten in leerlingen en hun ouders en (3) academische gerichtheid (het stellen van hoge eisen en hebben van hoge verwachtingen).  

Academisch optimisme en COVID-19: wat doet deze crisis met de gedachten die leerkrachten hebben over hun leerlingen, over hun school en over zichzelf?

(Tekst – Ruud Lelieur)

 

Twee grote thema’s die het onderwijsdebat sterk bepalen zijn de vraagstukken rond kwaliteit en gelijke kansen. Hoe kunnen scholen de prestaties bij hun leerlingen verbeteren en hoe zorgen ze ervoor dat die leerlingen, ongeacht hun achtergrondkenmerken, gelijke onderwijskansen krijgen? De coronacrisis zet deze thema’s extra in de verf.

De berichtgeving over de effecten van deze crisis op het leren van leerlingen klinkt daarbij zelden positief. Leervertraging, toegenomen onderwijsongelijkheid, kwaliteitsdaling, … het zijn maar enkele voorbeelden van termen die gebruikt worden om de actuele stand van zaken bij onderwijs te benoemen. Om een antwoord te kunnen bieden op die twee thema’s is het echter belangrijk dat leerkrachten vertrouwen hebben in leerlingen en hun leerpotentieel, geloven in wat ze met die leerlingen kunnen bereiken en vanuit die positieve houding de lat hoog durven leggen. In onderzoek naar onderwijseffectiviteit wordt dat het academisch optimisme van een schoolteam genoemd. Hoe meer een schoolcultuur gekenmerkt wordt door academisch optimisme, hoe beter de leerlingen op die school zullen presteren. In hoeverre onze scholen academisch optimistisch zijn en hoe we dit kunnen bevorderen, zijn we nog volop aan het onderzoeken. Maar voor de Les van de Eeuw probeerden we alvast een paar vragen over het effect van deze crisis op de gedachten van leerkrachten in kaart te brengen. Het resultaat kan je hier bekijken.

Veel kijkplezier!

(Klikken op de figuur of deze link gebruiken)

Toolbox Geïntegreerde Leerlingenbegeleiding

(Tekst – Elke Struyf en Karine Verschueren)

De toolbox ‘Geïntegreerde leerlingenbegeleiding’ beschouwen we als het sluitstuk van het onderzoek  ‘M-decreet in de Vlaamse scholen: praktijken en achterliggende processen en mechanismen’, dat de afgelopen vier jaar werd uitgevoerd. Het M-decreet stuurt aan op het creëren van meer inclusief onderwijs. Hoewel het Vlaamse regeerakkoord 2019-2024 verwijst naar een vervanging van het M-decreet door een nieuw begeleidingsdecreet, menen we dat de inzichten die we de afgelopen vier jaar hebben opgedaan nog veel actualiteitswaarde hebben. Met het begeleidingsdecreet wil de Vlaamse Regering immers geen stappen terugzetten, maar verder werken aan het draagvlak met het oog op een meer geleidelijke realisatie van inclusief onderwijs. Het realiseren van inclusief onderwijs dat tegemoet komt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen vraagt een krachtig beleid op leerlingenbegeleiding. Wij hopen dat de toolbox hieraan een steentje kan bijdragen.